De ceremoniemeester
Een man loopt het erf op. Hij draagt een hoge hoed met linten (8) en heeft een kleurig versierde wandelstok (9) bij zich. Het hele gezin komt naar buiten. De man zegt een gedicht op en heft het glas met de familie. Ze drinken op het feest dat komen gaat. Dan vertrekt hij weer, met een fooi op zak. De man met de versierde hoed en stok is de ‘neuger’. Meestal een boerenknecht, die op de trouwdag ook als ‘opeiser’ optreedt. Eigenlijk een soort ceremoniemeester.
Trouwen betekent een grote verandering in het leven van het bruidspaar. Daar staat men tijdens de bruiloft uitgebreid bij stil. Zo haalt de opeiser de bruidegom bij zijn ouderlijk huis op met een versierde boerenwagen. Daarmee brengt hij hem naar de boerderij van zijn aanstaande schoonouders. Daar aangekomen, is alles stil. Alle deuren zijn dicht. De opeiser zegt staand op de boerenwagen opnieuw een gedicht op, waarin hij namens de bruidegom de bruid opeist. Ook vertelt hij over de familie die de bruidegom achterlaat en over de schoonouders die vanaf nu voor hem zullen zorgen. Na het opeisen gaan de schuurdeuren open en mag de bruidegom op zoek naar zijn bruid. Heeft hij haar gevonden? Dan barst het feest los!