De glinstering in de molshoop
In Nietap, bij Leek, vindt iemand in 1866 een gouden munt boven op een molshoop. En rond die plek, in een akker, komen aan het begin van de 20ste eeuw steeds meer munten tevoorschijn. Ze zijn rond 630 na Christus achtergelaten, toen de akker nog een moeras was. Waarschijnlijk gaat het om een geofferde muntschat. Door ploegen is de boel verspreid. Of de schat nu compleet is, weten we niet.
De munten komen overal vandaan. Het zijn vooral Frankische exemplaren uit de Provence, Friesland, uit Viviers, Metz, Maastricht en Mainz. Ook zit er een Byzantijnse ‘solidus’ tussen. De gouden munten hebben iets gemeen: aan één kant staat steeds een kop met daaromheen een plaatsnaam. Aan de andere kant zie je tekens die verwijzen naar de waarde of de herkomst. Ook staat daar vaak een kruis: een christelijk symbool. Maar rond 630 zegt een ‘Drent’ dat weinig. Vanaf 800 na Christus bekeren mensen in Drenthe zich langzamerhand tot het Christendom. Maar lange tijd moet dat geloof nog concurreren met oudere gebruiken.