Land van boter, varkens en eieren
Je loopt door een Drents dorp, zo’n tweehonderd jaar geleden. Aan de huizen zie je meteen dat het bijna allemaal boerderijen zijn. De bewoners houden koeien, schapen, paarden, varkens en kippen. Vlakbij de boerderijen vind je een brink. Je ziet hoe de boeren er hun vee verzamelen om naar de wei te gaan. Sommige dieren drinken water uit de dobbe. Op de achtergrond hoor je de gasten van de herberg lachen, maar ook het ritmische geluid van staal op staal dat uit de werkplaats van de smid komt. In het dorp liggen moestuinen en kleine boomgaarden. Iets verderop ontdek je het weiland voor de koeien, de hooilanden, de heidevelden voor de schapen en het bos voor het noodzakelijke brand- en constructiehout. Maar het belangrijkste is het bouwland. Daar verbouwen de boeren vooral winter- en zomerrogge.
Als je vijftig jaar later weer terugkomt in het dorp, is er veel veranderd. Veel boeren specialiseren zich inmiddels in het maken van boter, het mesten van varkens en de verkoop van eieren. En er zijn een hoop kleine boerenbedrijven bij gekomen. Keuterboeren met niet meer dan één paard, een paar koeien en wat mestvarkens. De boeren verbouwen nu naast rogge ook steeds meer aardappels. Ook de boerderij zelf verandert. Rijkere boeren gaan steeds luxer wonen. Ze breiden de oude houten boerderij uit met een mooi stenen woonhuis, met een stijlvol ingerichte woonkamer en een fleurige siertuin. Bruiloften vinden nog altijd plaats in de schuur en in de keuken. Dat is nog niet veranderd. Familie en vrienden krijgen de beste plaatsen. Als verre vriend moet jij het helaas doen met een plekje in de schuur.