Navigatie overslaan

Vrou­wen en kin­de­ren eerst 

‘Trekken! Kom op!’ Je weet niet of de schipper je aanmoedigt, of probeert op te jagen. Het maakt niet uit. Je bent allang blij dat je aan het werk kunt.    

Als scheepsjager trek je met je paard de schepen vol turf vooruit. Vooral als er veel bruggen en sluizen zijn. Of als er te weinig wind is om te zeilen. Schippers met geld huren jou in. Schippers met weinig geld, laten hun vrouw en kinderen het zware werk doen. In zo’n schip liggen zomaar 90.000 turven. Dat is niet niks.    

De schepen die je trekt, zijn echte werkschepen. Zonder poespas. Alleen op het roer en aan de kajuit zit soms wat versiering: de roerklik (2) en de kajuitboog (3). Het zijn houten zeilschepen (4) met platte bodems en een speciale tuigage voor de Drentse kanalen. Lichter, zodat het schip minder diep ligt. Voor de vaak ondiepe kanalen is dat nodig.    

Rond 1920 zijn de meeste houten schepen vervangen door stalen exemplaren. Veel schippers laten gloeikopmotoren installeren. Zeilschepen verdwijnen. Alleen de turfschippers blijven zeilen. De scheepsjager heeft ook nog werk, maar voor hoe lang?