Navigatie overslaan

Zaal van de Verwondering

pre­his­to­rie – nu

Waarom verzamelen wij?  

Stenen, familiefoto's, boeken, knuffels, sneakers, kunstwerken ... Iedereen verzamelt wel iets. Je bewaart dat wat je bijzonder vindt of mooi of juist ontzettend lelijk. Elke verzameling is uniek en heel persoonlijk, want bij ieder object hoort een verhaal. 

Verzamelingen zeggen veel over jezelf. Ze laten zien wat jij waardevol vindt én waarover jij je verwondert.  

  • Zaal van de Verwondering

    Ook musea verzamelen. Het is zelfs een van hun hoofdtaken. De eerste musea ontstaan al in de 16de eeuw in de vorm van Wunderkammers. Dat zijn zalen bomvol met bijzondere spullen, vaak uit de collecties van rijke mensen. Ook dit museum, dat al sinds 1854 bestaat, ziet er lange tijd zo uit. Inmiddels heeft het Drents Museum bijna 100.000 voorwerpen verzameld. Je ziet hier een selectie, in ‘Wunderkammer-stijl'. 

    Maak kennis met onze collecties archeologie, kunst en geschiedenis. Verwonder je. Verbaas je. Verdiep je in de opmerkelijke verhalen achter de objecten en ontdek waarom het museum juist deze wil bewaren. Zou jij andere keuzes maken? 

Audio­trans­crip­ties

  • Tas­t­ob­ject – Boerhoorn

    Dit is een tastobject, dit object mag je voelen. 

     Dit is een replica van de boerhoorn van Wijster, gebruikt om de boeren bijeen te roepen voor belangrijke gebeurtenissen, zoals de start van de oogst. De originele boerhoorn van Wijster is gemaakt van een runderhoorn. Deze replica is gemaakt van de hoorn van een Schotse hooglander afkomstig uit Drenthe van de kudde van Anloo. De hoorn is 37 centimeter lang en licht gebogen. De punt is er vanaf gehaald zodat er een gat ontstaat. Daardoor kun je erop blazen. 
     
    De originele boerhoorn van Wijster - een topstuk uit de historische collectie - is lichtbruin en rondom helemaal versierd met tekeningen. Die zijn in de hoorn gekerfd en daarna ingewreven met vet en roet. Zo komen ze aan hun donkerbruine kleur. De versieringen zijn een fantastisch voorbeeld van ambachtelijke snijkunst en je kunt ze goed voelen. 
     
    De originele tekeningen zijn zo goed mogelijk nagemaakt. Aan de smalle kant van de hoorn zijn het verschillende patronen die rondom doorlopen. Verder zijn er veel losse, abstracte cirkelvormen die doen denken aan de zon. Ook is er bijvoorbeeld een molen afgebeeld en zelfs een eenhoorn! Tussen de vormen staat de tekst ‘Anno 1715’ en een aantal initialen zoals G.P en X.W. Vlak bij de smalle rand is een inkeping te voelen. Waarschijnlijk heeft daar vroeger een messing rand gezeten. Die maakte de hoorn nog indrukwekkender. 
     
    Het blazen op de hoorn is meestal voorbestemd aan de rijkste boer. Als hij op de hoorn blaast, kun je dat in de wijde omgeving horen. Luister maar eens hoe dat klinkt. 

  • Tas­t­ob­ject – Por­tret Lucas Olden­huis Gratama

    Dit is een tastobject, dit object mag je voelen. 

    Dit is een olieverfschilderij van 75 bij 89 centimeter, gemaakt door Johannes Hinderikus Egenberger. Hij schilderde het op doek. Het is een portret van Lucas Oldenhuis Gratama, een van de oprichters van het Drents Museum. Het tastobject voor je is een 3D-replica van het portret en heeft ongeveer 70% van de grootte van het origineel. 
     
    Gratama is geportretteerd vanaf zijn borst, van voren. Hij zit een beetje schuin en kijkt naar links waardoor zijn linkerschouder aan de rechterkant van het schilderij wat meer naar voren komt. Hij is een deftige, witte, oudere man met zilvergrijs kort haar, een goed verzorgde snor en een baard. De man kijkt ernstig waardoor er rimpels in zijn voorhoofd staan. Hij is netjes gekleed in een zwart jasje met daaronder een zwart gilet. Zijn witte overhemd met zwarte vlinderdas steken af tegen de donkere kleren en bijna zwarte achtergrond. 
     
    Op zijn linker revers, aan de rechterkant van het schilderij, is een kruisvormige medaille aan een oranjeblauw lintje gespeld. Het is een koninklijke onderscheiding: ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. De medaille is goed te voelen. Uit de zak van zijn gilet, dat in Gratama’s tijd een vest werd genoemd, steekt een koord. Daar zat waarschijnlijk een zakhorloge aan. 
     
    Lucas Oldenhuis Gratama is geboren op 7 juni 1815 in Assen. Eerst werkt hij als advocaat, later groeit hij door tot rechter. Ook is hij actief in de politiek. Hij start in Assen en belandt uiteindelijk in de Tweede Kamer waar hij zich altijd heeft ingezet voor Drentse belangen. Hij is medeoprichter van het Provinciaal Museum van Oudheden, tegenwoordig het Drents Museum. Als statenlid heeft hij zich onder andere hard gemaakt voor het behoud van de hunebedden in Nederland. 
     

  • Tas­t­ob­ject – Stil­le­ven met Drent­se Archeologica

    Dit is een tastobject. Dit object mag je voelen.  

    In dit ‘tastlandschap’ voel je een stilleven van Henk Helmantel. In 2004 kiest Helmantel archeologische vondsten uit de museumcollectie. Hij schildert die met olieverf op hardboard. Het gaat om een weefgewicht, vijf potten en een langwerpig houten voorwerp. Hier voel je de reproducties van het weefgewicht en de potten die ongeveer 70% van de grootte van de echte objecten hebben. Al die oorspronkelijk aardwerken objecten zijn precies zo neergezet als op het schilderij. Het houten voorwerp in het midden van het schilderij, een slagwapen, ontbreekt op het tastlandschap. 

    Links ligt een kleine ronde kegel met een gaatje door de bovenkant. Dat is het weefgewicht. Zulke gewichten worden gebruikt bij het weven: ze houden de verticale draden strak. Daarnaast staan een grote en een kleine trechterbeker met een bolle onderkant. Op de bolling zitten dunne, verticale strepen. Die zijn in de natte klei gekrast, waarschijnlijk met een stukje bot. Boven de bolling is een hoge gladde rand die als een trechter uitloopt naar buiten.  

    Rechts van de kleinste beker, staat een schaal. Deze is rijkelijk versierd aan de buitenkant met stippelpatroontjes en heeft twee kleine uitstulpingen waar je je vingers achter kunt haken om hem goed op te kunnen tillen. De grootste pot staat rechtsachter en is wat bol. De opening is iets groter dan het oppervlak van de bodem en de buitenkant van de pot heeft een ruwe structuur. De pot rechts vooraan is een emmer. Ongeveer een vingerdikte onder de rand zitten vier uitsteeksels, gelijk verdeeld over de omtrek van de pot. Ook deze zijn bedoeld om de pot goed te kunnen tillen. 

    Het stilleven van Helmantel is 1 meter hoog en 1 meter 22 breed. De potten en het weefgewicht heeft hij met veel zorg uitgezocht in het depot. Helmantel zocht bewust naar voorwerpen met een eigen ‘verleden’. Op het schilderij staan ze afgebeeld op een blauwe houten ondergrond voor een crèmekleurige, gepleisterde muur. Zowel de houten ondergrond als de muur en de potten hebben veel gebruikssporen. Afgebladderd hout en de putjes in en vlekken op de muur zijn mooi in evenwicht met de barsten in de potten en de stukjes die daarvan zijn afgebroken. 

    De potten van het tastlandschap zijn gemaakt door studenten van de Universiteit van Leiden. Ze gebruiken daarbij oude technieken. Door voor het bakken droog plantenmateriaal tussen de objecten te leggen, lijkt het alsof de aardewerken objecten net als vroeger zijn gebakken op open vuur en hebben ze de unieke verkleuring van rood, beige en zwart gekregen. 
     

  • Tas­t­ob­ject – Spaan­se legerpot

    Dit is een tastobject. Dit object mag je aanraken. 

    Deze Spaanse legerpot uit de late 16de eeuw is onderdeel van de museumcollectie. Hij is ongeveer 20 centimeter hoog en gemaakt van brons. Waarschijnlijk is de legerpot ergens in het veen rond Emmen gevonden.

    De pot heeft een bolle buik met daar bovenop een uitlopende brede rand. Aan beide kanten zitten hoekige oren die evenwijdig lopen aan de bovenkant van de pot en daarna onder een scherpe hoek naar beneden afbuigen. Om een van die oren is nog een stuk metaal gebogen met een scherpe punt eraan. Het is waarschijnlijk een restant van een hengsel dat aan beide oren vastzat. De pot heeft drie pootjes. Daardoor staat hij stevig, want objecten met drie poten staan altijd steviger dan voorwerpen met vier poten.

    Op verschillende plekken lijkt de pot beschadigd en daarna hersteld met behulp van stukjes brons. Deze plekjes zijn net iets dikker dan de pot zelf.

    De naam Spaanse legerpot komt van het verhaal van het Ontzet van Leiden: op 3 oktober 1574 verkent een weesjongen als eerste het verlaten Spaanse kamp buiten de stad. Hij treft daar een pot met hutspot aan, die door de vijand is achtergelaten. Of het verhaal waar is, is niet zeker, maar feit is dat sindsdien bronzen kookpotten uit de vijftiende en zestiende eeuw ‘Spaanse legerpotten’ worden genoemd.

  • Geur­punt – buskruit

    Dit is een geurpunt. Hier kun je een geur ruiken.

    Ruik jij dat ook? Het lijkt wel of er net buskruit afgeschoten of geëxplodeerd is. Er zijn flink wat hunebedden gesloopt door ze met behulp van buskruit te laten ontploffen. In een gaatje dat in een steen werd geboord, ging het kruit. Voor de explosie of voor afschieten ervan, ruikt zwart buskruit naar zwavel. Na de verbranding ruik je een mix van houtskool, zwavel en salpeter. Deze geur hoort bij de kruithoorn in de vitrine hiernaast.

  • Trans­crip­tie audio­ver­ha­len Ver­won­de­ring [A]

    Glimmende puddingen

    Het atelier van deze kunstenaar lijkt op een supermarkt die een aantal jaar geleden zijn deuren sloot. Er is namelijk veel oud eten te vinden. Druipende hammen en ingedroogde taartpunten: het is maar een kleine greep uit het vergane lekkers.  

    Toch zijn er ook verse zoetigheden te vinden. Want als Arnout van Albada aan het schilderen is, vindt hij het belangrijk om het product dat model staat ook naast zich te hebben, zodat hij een beetje kan spieken. Om te zien hoe het licht op deze glanzende chocoladepudding weerkaatst bijvoorbeeld.  

    Misschien vraag je je af waarom deze kunstenaar puddingen schildert. Dat antwoord is eigenlijk heel simpel. Hij vindt ze gewoon lekker. En mooi natuurlijk. Maar ze maken hem ook nerveus. Puddingen zijn namelijk best moeilijk om realistisch vast te leggen. Een hele uitdaging dus!  

     
    Een vrouw in de metaalkunst 

    Bij het woord ‘kunst’ denk je misschien niet meteen aan lampen, doosjes en schotels. Toch kan ook dat kunst zijn. Toegepaste kunst heet dat. Deze schotel met rivierdonderpadden en alen is gemaakt rond 1905. Het ontwerp komt van Johanna van Eijbergen. Een vrouw. In de metaalkunst is het niet altijd gemakkelijk als vrouw. Want in haar tijd domineren mannen die wereld.  

    Dat blijkt ook uit recensies: critici nemen haar werk als ontwerper niet altijd serieus. Zo schrijft een kunstcriticus: ‘Noemden wij mejuffrouw van Eijbergen als de ontwerpster, dan mogen wij den heer Dijkhoff als uitvoerder niet vergeten; want wat zou toch een goed ontwerp zijn, zonder een goede uitvoering?’ Dat is opvallend. Want bij mannelijke metaalontwerpers noemen critici de uitvoerder nooit. Althans, in de tijd waarin Johanna van Eijbergen leeft. Gelukkig zijn de tijden veranderd.  

     

    Odoorner cultuur  

    Prachtig versierde potten, eigenaardige vormen, stijve penissen en aardewerken beelden van mannetjes. Dit moet wel het erfgoed zijn van een hoogstaande cultuur. Tenminste, dat is wat medewerkers van verschillende Nederlandse musea denken.  

    Vanaf 1899 worden deze objecten gevonden door Arends en Wiert Egberts; twee broers uit het Drentse dorpje Odoorn. Veel mensen geloven dat de beeldjes overblijfselen zijn van de Odoorner cultuur die lang geleden verloren ging. Zou het een prehistorische cultuur zijn? Of misschien toch middeleeuws? Welk mythisch verleden hoort bij deze bijzondere voorwerpen? Het Drents Museum van 1899 is nog jong, en wil graag een nieuw verhaal kunnen vertellen over de geschiedenis van Drenthe. Het vinden van een antwoord op de vragen over de Odoorner cultuur voelt een beetje als het vinden van een antwoord op de vraag ‘wie zijn wij?’ en ‘waar komen de Drenten vandaan?’ 

    Honderden beeldjes en potten belanden in Nederlandse musea. Maar wanneer iemand een beeldje probeert te wassen in water, valt het plotseling uit elkaar. Deze prehistorische vondsten zijn helemaal niet gebakken. Ze zijn nep! De gebroeders Egberts hebben alles zelf gemaakt en veel ervan verkocht aan het Drents Museum dat wanhopig op zoek was naar een herkomstverhaal. 

     

    Het zelfportret van een dandy-kunstenaar

    Je zou het waarschijnlijk niet zeggen, maar Willem van Konijnenburg is pas 18 jaar als hij dit zelfportret schildert. Met zijn gestrikte stropdas, volle baard en stoere blik ziet hij er veel ouder uit. Toch is het niet vreemd dat hij zo'n indruk maakt. Waarschijnlijk is dat juist zijn bedoeling. Want in de tijd dat deze kunstenaar leeft, staat hij bekend als een dandy, (dat is) een persoon die veel aandacht besteedt aan zijn uiterlijk. Door zich goed te kleden en actief mee te doen met het culturele leven, zorgt hij ervoor dat veel mensen weten wie hij is. 

    Naast kunst maken, geeft Van Konijnenburg les. Een van zijn bekendste leerlingen is Wilhelmina, de koningin van Nederland. Helaas is zij niet zo tevreden over zijn lessen. De koningin wil realistische landschappen schilderen, maar Van Konijnenburg kan haar daarbij niet helpen. Hij schildert dan namelijk niet meer realistisch, maar werkt volgens zijn eigen, strakke, geometrische stijl. 

     

    Uit het veen gered – de muntschat van Roswinkel  

    Lang en hard werken is het voor meneer Kremer. Hij staat in mei 1870 in het veengebied tussen Emmen en Roswinkel samen met vele anderen het veen af te graven. Dat zal als brandstof worden gebruikt om de grote steden in het westen warm te stoken. De industrie rondom de veenafgravingen is zo groot dat het veen ook wel 'het bruine goud' wordt genoemd. 

    Maar tussen dat goud vindt meneer Kremer ook zilver! Honderdvijfenveertig munten komen uit de veenput tevoorschijn, samen met een houten doosje en een leren tas waar de schat in zit. De munten komen uit de tijd van de Karolingische koningen: 'Karel de Grote', 'Karel de Kale' en 'Lodewijk de Stamelaar', die tussen 768 en 877 de baas zijn over het Frankische rijk. 

    Drenthe is nog maar net aan dat Frankische rijk toegevoegd, wanneer de muntschat een plekje krijgt in het veen vlakbij Roswinkel. Archeologen die de schat mogen onderzoeken, denken in eerste instantie dat iemand die munten ooit heeft verloren. Of misschien zijn ze juist bewust verstopt om ze uit handen te houden van bijvoorbeeld Vikingen. Maar eigenlijk komen er wel héél erg veel schatten uit dat veen naar boven. Waarschijnlijk zijn het dus offers - zoals die duizenden jaren in Drenthe voorkomen – en zoals die vooral door veenarbeiders zoals meneer Kremer worden ontdekt. 

  • Trans­crip­tie audio­ver­ha­len Ver­won­de­ring [B]

    Het grote geschiedenisboek van Drenthe 
    Johan Picardt is een dominee en arts uit het Duitse Bentheim. Na een ruzie in de kerk gaat hij in Rhee wonen, een dorpje vlakbij Assen. Picardt wandelt graag en is heel nieuwsgierig naar de geschiedenis van alles wat hij onderweg tegenkomt in Drenthe. Hij doet allerlei onderzoek en schrijft in 1660 het eerste grote Drentse geschiedenisboek Annales Drenthiae. Daarin probeert hij alles wat hij heeft gezien te verklaren. Hij mixt zijn eigen onderzoek met volksverhalen en verhalen uit de bijbel. Zo denkt hij bijvoorbeeld dat hunebedden zijn gebouwd door reuzen uit een land ten zuiden van het Bijbelse land Kanaän. En hij beweert ook dat de vele grafheuvels in Drenthe worden bewoond door witte wieven. Hoewel de meeste mensen inmiddels niet meer geloven in reuzen en witte wieven is zijn boek nog altijd belangrijk voor historici en archeologen.   

     

    Puzzelen met verhalen  

    Op de Bisschopsberg vlakbij het Drentse Darp wordt rond 500 voor Christus een belangrijk persoon begraven. Samen met deze prachtige dolk, afkomstig uit het huidige Frankrijk. Het handvat van de dolk lijkt op een poppetje en het leer van de schede is nog steeds helemaal heel! Of er in de IJzertijd een Fransman naar Drenthe verhuist, of dat de dolk via ruilhandel hier terechtkomt, weten we niet. Wel is het duidelijk dat de eigenaar van de dolk niet zomaar iemand is. Daarom wil iedereen het verhaal van de vondst zo goed mogelijk begrijpen!  

    De vondst wordt in 1923 al gedaan door boswachter Spin, maar pas in 1946 raakt archeoloog Van Giffen geïnteresseerd. Helaas weet hij de exacte vindplaats hij niet meer te achterhalen. Ook een krantenbericht in 1977, waarin wordt gevraagd om ooggetuigen, levert uiteindelijk maar weinig op. Pas in 1987, vierenzestig jaar na de vondst, wordt er iets meer duidelijk over de prachtige dolk. De zoon van boswachter Spin geeft aan als jongetje met zijn vader het graf te hebben gevonden met daarin ook een urn en meerdere speerpunten. Zo is het samenbrengen van de verhalen over Drenthe een werk van meerdere generaties. 

     

    De snelweg naar Assen  
    Waar zou dat jongetje met die koe naartoe gaan? Dat is misschien het eerste wat je denkt als je dit schilderij van de Vaart in Assen ziet. George Lourens Kiers maakt dit schilderij honderdvijftig jaar geleden. Het zit vol interessante details. Kijk bijvoorbeeld eens naar de gloednieuwe gaslantaarns. Assenaren kunnen hun eigen lantaarns voortaan thuislaten! En zie je het houten schip aan de kade? Het is een tjalk die met passagiers en vracht tussen Amsterdam en Assen heen en weer vaart. Aan de smalle zwaarden met ijzeren banden, kun je zien dat het schip geschikt is om over de Zuiderzee te varen. Op de achtergrond, helemaal in de verte, zie je ‘de kolk’. De plek waar schepen om kunnen draaien en die schippers soms ook als haventje gebruiken. Maar het belangrijkste is natuurlijk de Vaart zelf. Dat is vanaf 1780 de ‘snelweg’ naar Assen, want tot die tijd is het dorp alleen via een onverharde zandweg bereikbaar. 

     

    Graven maar! 

    Gasleidingen doorkruisen de Nederlandse bodem. Ze lopen ook door gebieden waar archeologische schatten kunnen liggen. Bij de aanleg van een gasleiding in 2013 zijn archeologen dan ook heel alert. En bij Zuidlaren in Drenthe hebben ze beet: daar vinden ze scherven van aardewerk uit het allerlaatste deel van de steentijd, wel vierduizend jaar oud! 

    Al snel ontdekken ze dat het restanten zijn van een grote pot die op zijn kop is ingegraven in de bodem. Waarschijnlijk is er ooit een offer onder die pot geplaatst. De bovenkant van de pot die op zijn kop staat, kan in zijn geheel worden meegenomen. 

    De vraag ‘waar moeten we graven’ wordt bepaald door wetten. Als er een kans is dat er archeologische vondsten in de bodem zitten, gaan de archeologen graven! Uiteindelijk kunnen ook deze vondsten hun weg vinden naar het museum en deel uitmaken van het Drentse verhaal. 

     

    Tien geboden in zilver 
    De opa van de Joodse Philip Roos groeit op in Duitsland. In de 18de eeuw hebben arme Joden daar een moeilijk leven. Levie Maggiel besluit naar Nederland te vertrekken. In Coevorden bouwt hij een nieuw leven op als slager en koopman. Maar ook in Drenthe hebben Joden het in die tijd niet makkelijk. Per gemeente mogen er niet meer dan drie Joodse gezinnen wonen. De kinderen en kleinkinderen van Levie zijn toch behoorlijk succesvol. Kleinzoon Philip Roos wordt bankier en wethouder in Coevorden. Op zijn zeventigste verjaardag schenkt hij dit mooie zilveren schild aan de synagoge van de stad als versiering voor de tora, het heilige boek. Op het schild staan de tien geboden, de belangrijkste leefregels. De kostbaarheden uit de synagoge van Coevorden leggen later een lange weg af. Tijdens de Tweede Wereldoorlog belanden ze in Amsterdam en in 2021 koopt het Drents Museum het schild op een veiling in Amerika. 

     

  • Trans­crip­tie audio­ver­ha­len Ver­won­de­ring [C]

    Mister Drents Museum 
    Lucas Oldenhuis Gratama komt uit een rijke Drentse familie in Assen. Loeks, zoals iedereen hem noemt, is een slimme jongen en gaat net als andere kinderen uit rijke gezinnen naar het gymnasium. Daarna studeert hij rechten in Groningen en wordt advocaat. Loeks heeft veel belangstelling voor de geschiedenis van Drenthe en samen met een paar vrienden richt hij in 1854 het Drents Museum op. Je kunt hem wel ‘mister Drents Museum’ noemen. Hij zit jarenlang in het bestuur. Hij legt ook een grote collectie munten en penningen aan voor het museum. Maar dat niet alleen. Hij regelt zelfs een nieuw provinciehuis voor Drenthe. Dat is dit mooie museumgebouw waar nu het Drents Museum in zit. En dat is nog niet alles. Loeks zorgt er ook voor dat de overheid de Drentse hunebedden koopt, zodat ze voor altijd goed beschermd zijn.   

     

    Een intiem zomerportret

    Je kunt de zomer bijna ruiken als je dit werk bekijkt. Zoals de geur van het gevlochten riet en de net geplukte zonnebloemen. Alles in dit portret voelt warm, zomers en intiem. 

    Het schilderij is gemaakt door Thérèse Schwartze, een van de bekendste portretschilders in haar tijd. De personen op haar portretten plaatst ze vaak op een donkere achtergrond. Daardoor komen de kleuren mooi uit. Ook zet ze soms dezelfde modellen in, waardoor ze haar geportretteerden goed kent. Ook dit model gebruikt Schwartze waarschijnlijk vaker. Ze ontmoet de vrouw op haar vele reizen naar Parijs. 

    Door het model met een schuin lachje naar beneden te laten kijken, legt Schwartze een heel specifiek moment vast. Alsof ze een snelle foto maakt. In het echt gaat er waarschijnlijk een heel lange poseersessie aan vooraf.  

     

    Een Drentse held uit Tsjechië 
    Dit is de helm van Carel Rabenhaupt, een Tsjechische beroepssoldaat die op zijn vierentwintigste naar Nederland komt. Het is een slimme vechtersbaas die het ver schopt in het leger. Als de bisschoppen van Münster en Keulen in 1672 Coevorden innemen, krijgt de dan inmiddels 70-jarige Rabenhaupt de opdracht om de stad te heroveren.  

    Eerder dat jaar heeft hij namelijk Groningen al succesvol verdedigd tegen de bisschoppen. Op 30 december weet Rabenhaupt binnen een paar uur tijd Coevorden te heroveren. Dit maakt overal in Nederland grote indruk en hij wordt als een held ontvangen. Maar lang geniet hij niet van zijn bekendheid, want drie jaar later sterft hij. Rabenhaupt is dan inmiddels de hoogste bestuurder van Drenthe. Als teken van rouw wordt zijn helm zwart geverfd en boven zijn graf in de Hervormde Kerk in Coevorden gehangen. 

     

    Een verloren schat  

    Deze schat komt uit het Drentse Drouwen. Het is een aardewerken pot gevuld met zeventig bronzen stukken. Het is een echte schat uit de bronstijd! Als een boer in 1984 delen van de bronzen inhoud naar boven ploegt, wordt de schat ontdekt. De ervaren amateurarcheoloog Gerard Holtrop loopt die dag over de akkers, vindt het brons en begrijpt meteen wat er aan de hand is. Snel worden archeologen ingeschakeld om het geheel op te graven. 

    In de pot vinden ze resten van wapens, werktuigen en sieraden uit de bronstijd. Maar alles is al kapotgemaakt voordat het in de pot is beland! Waarom hebben de mensen uit de bronstijd deze prachtige objecten vernield? En waarom hebben ze vervolgens de pot begraven? 

    Het valt op dat de objecten eigenlijk allemaal van elders komen. Zelfs de pot is van een type dat hier niet thuishoort. Waarschijnlijk is deze schat als handelswaar het land binnengekomen, omdat de materialen om brons van te maken - koper en tin - niet in Nederland te vinden zijn. Dat maakt van deze schat niet alleen een Drents verhaal maar ook een Europees verhaal.