Zaal van Leven en Dood
3500 – 2900 voor Christus
Hoe herdenken wij?
Samen stil zijn. Samen huilen. Samen lachen. Zo nemen we vandaag afscheid van mensen die het leven verlaten. Vrienden en familie herdenken dat leven en delen hun verdriet met elkaar. Daarna volgt de begrafenis of crematie. We geven de overledene een plekje dat je kunt blijven bezoeken om zo te blijven herinneren. En dan moeten we terug, het gewone leven in. Met pijn in het hart en een brok in de keel. De rest van de wereld gaat door, alsof er niets is gebeurd.
-
Zaal van Leven en Dood
Hoe herdenken wij?
Samen stil zijn. Samen huilen. Samen lachen. Zo nemen we vandaag afscheid van mensen die het leven verlaten. Vrienden en familie herdenken dat leven en delen hun verdriet met elkaar. Daarna volgt de begrafenis of crematie. We geven de overledene een plekje dat je kunt blijven bezoeken om zo te blijven herinneren. En dan moeten we terug, het gewone leven in. Met pijn in het hart en een brok in de keel. De rest van de wereld gaat door, alsof er niets is gebeurd.
Afscheid nemen en herdenken doen wij in kleine kring. De samenleving trekt zich er weinig van aan. In de prehistorie was dit anders. De hele gemeenschap deelde mee in het verlies, het afscheid en het herdenken. Iedereen kwam hiervoor samen bij grote statige monumenten: de hunebedden.* Er werden rituelen uitgevoerd om de dood een plek te geven in het leven.
Ervaar je verlies anders als de hele samenleving meedoet? Wat kunnen wij leren van de hunebedbouwers?
* Weet je dat het grootste hunebed van Nederland in Borger staat? Scan de QR-code en ga op ontdekking in Drenthe.
Verzamelingen
Ontdek Drenthe
Audiotranscripties
-
Introductie Zaal van Leven en Dood
3500 – 2900 voor Christus
Hoe herdenken wij?
Samen stil zijn. Samen huilen. Samen lachen. Zo nemen we vandaag afscheid van mensen die het leven verlaten. Vrienden en familie herdenken dat leven en delen hun verdriet met elkaar. Daarna volgt de begrafenis of crematie. We geven de overledene een plekje dat je kunt blijven bezoeken om zo te blijven herinneren. En dan moeten we terug, het gewone leven in. Met pijn in het hart en een brok in de keel. De rest van de wereld gaat door, alsof er niets is gebeurd.Afscheid nemen en herdenken doen wij in kleine kring. De samenleving trekt zich er weinig van aan. In de prehistorie was dit anders. De hele gemeenschap deelde mee in het verlies, het afscheid en het herdenken. Iedereen kwam hiervoor samen bij grote statige monumenten: de hunebedden.* Er werden rituelen uitgevoerd om de dood een plek te geven in het leven.
Ervaar je verlies anders als de hele samenleving meedoet? Wat kunnen
wij leren van de hunebedbouwers?Weet je dat het grootste hunebed van Nederland in Borger staat? Scan de QR-code
en ga op ontdekking in Drenthe. -
Tastobject – Aardewerken scherf
Dit is een tastobject. Dit object mag je voelen.
Voor je ligt een aardewerken scherf van ongeveer 5 bij 6 centimeter, met een roodbruine kleur. De scherf is ongeveer vijfduizend jaar oud en je mag hem aanraken! De scherf is een restant van een pot. Hij heeft een lichte bolling waardoor we kunnen aannemen dat de pot redelijk groot is geweest.
De buitenkant van de scherf is rijkelijk versierd met randen met kuiltjes. De vorm van deze kuiltjes is overal hetzelfde maar ze zijn niet altijd even diep. Dit komt omdat de versiering met de hand is aangebracht. Op de ene helft zijn het nog strakke rijen met kuiltjes, maar op de andere helft zijn de kuiltjes wat verder uitgesleten en soms bijna vervaagd. Potten zijn niet altijd versierd, maar bijvoorbeeld wel als ze een bijzonder doel dienden.
Trechterbekers worden bijvoorbeeld gebruikt als grafgiften voor overledenen die in de hunebedden begraven zijn. De mensen uit die tijd maken niet alleen trechterbekers, maar ook kraaghalsflesjes, amforen (dat zijn potten met twee oren) en terrines (dat zijn schalen met één oor). Onderzoekers gaan ervan uit dat de potten voor dagelijks gebruik zijn gemaakt, ondanks dat ze ook een functie hebben gehad bij grafrituelen.
-
Transcriptie film Leven en Dood
“Een van mijn eerste herinneringen is dat ik met mijn broertje speelde bij een hunebed. We wisten wel dat daar dode mensen in lagen, maar dat vonden wij heel gewoon. Hunebedden en dus ook de dood, dat hoorde bij ons leven.”
“Ik weet nog dat er een nieuw hunebed gebouwd werd. Dat was een héél gebeuren. Want je snapt dat die rotsblokken daar niet zelf naar toe rolden. (lachend) Nee, daar kwam wel het een en ander bij kijken.”
“Uit de hele omgeving kwamen mensen helpen. Ik denk wel zo’n tweehonderd. Iedereen deed mee. Én we hadden ossen natuurlijk. Want geen hunebed zonder os. Zo’n beest was op iemands voet gaan staan en die kerel heeft de rest van zijn leven mank gelopen. Een hunebed bouwen was namelijk niet zonder gevaar.”
“Onafgebroken werd er gewerkt, met man en macht. En toen was ie eindelijk klaar.”
“Natuurlijk werd dat groots gevierd.”
“We hadden dus dat prachtige bouwwerk, maar als er iemand stierf, was dat nog steeds wel verdrietig. Ik herinner me nog een man bij ons uit de buurt die dood ging, een jongen was het eigenlijk nog.”
“Ik kende hem niet eens goed, maar ik was wel bij zijn afscheid. Net als veel andere bewoners. En bijna iedereen huilde! Ook mensen die hem niet eens gekend hadden. Dus ja, ik deed ook maar mee. Samen huilden we om de dode. En ik voelde me heel verbonden met de mensen om me heen.”
“Zo deden we dat altijd. Als er iemand dood ging, kwam de hele gemeenschap samen. Iedereen had een rol. We huilden, zongen en maakten muziek.”
En er waren verschillende rituelen. We maakten bijvoorbeeld vuurstenen gereedschap, dat de dode kon gebruiken op zijn pad.”
“Eerst begreep ik het niet. Ik vond het maar gedoe. Maar later snapte ik dat je door die dingen te doen, het verdriet verdeelt. Er mee om kan gaan.”
“Maar toen.... We waren eten aan het verzamelen, gewoon in het bos. Deden we elke dag.
“En m'n broertje en ik, we waren samen een beetje aan het rennen… en toen viel ie. Bam, zo met zijn hoofd op een steen.”
“Mijn moeder heeft hem dagenlang verzorgd. Maar uiteindelijk heeft ie het niet gered… M'n broertje…Ik kon niet meer slapen, zo veel moest ik huilen.”
“Toen was hij het die naar het hunebed werd gedragen. Om me heen hoorde ik huilende mensen. Maar nu dacht ik: ‘dit is mijn broertje, mijn verdriet, jullie doen maar alsof!’ Ook al had ik dat ook altijd gedaan, meegehuild ook al kende ik diegene helemaal niet. Maar al die mensen mochten voor mijn part weg. Ik wilde alleen zijn.”
“Het was de eerste keer dat ik binnen was. Ik was altijd buiten gebleven, want alleen mensen dicht bij de overledene mochten naar binnen. Maar ik wilde die binnenkant helemaal niet zien. Ik wilde d’r niet zijn. Maar ja ik was er toch.. Mijn moeders arm om me heen. Het was vol en benauwd binnen. We maakten vuur voor mijn broertje zodat hij zijn pad kon verlichten."
“Buiten keek ik om me heen en iedereen was er nog: buren, vrienden en familie. En ze huilden en zongen en hielden elkaar vast. Toen voelde ik dat we er niet alleen voor stonden. Dit was van ons allemaal. Ik dacht, deze plek herdenkt niet alleen de doden, maar is een plek waar we samenkomen en verdriet samen dragen."
“Iedere keer als ik mijn broertje miste, kon ik naar die plek toe. Vaak ging ik samen met mijn ouders of andere familie. Dan groeven we bijvoorbeeld een pot met eten in de zijkant van de heuvel. Of legden we offers neer.
“Toen ik ouder was en mijn vader en moeder zelf in het hunebed lagen, ging ik met mijn vrouw samen en soms ook met buren of familie. Iedereen had er wel iemand liggen.”
“Mijn eigen kinderen speelden d’r, zoals ik dat zelf had gedaan, met mijn broertje.
En het hunebed met de ruimte er omheen werd een landschap vol herinneringen.”
“Nu lig ik er zelf. Vlak bij mijn vrouw. Ik ben hier al lang geleden heen gebracht. Niemand weet meer hoe ik heet. Niemand komt mij hier herdenken, maar het hunebed wordt nog steeds gebruikt. Iedereen voegt er iets aan toe, een eigen verhaal. Maar altijd als groep, als gemeenschap. Want daarin schuilt de kracht van het hunebed, dat we hier samen komen en ons verbinden met de mensen om ons heen. Daarom is het hunebed net zo goed een monument voor het leven als voor de dood.”